Column | ’t Is zo deftig en zo fijn vegetariër te zijn

Column Vegetarisch eten is gezond en goed voor het klimaat. Voor vleeseters is dat pijnlijk om te horen, schrijft Martijn Katan.

Martijn Katan

In 1902 opende aan de Coolsingel het eerste vegetarische restaurant van Rotterdam. Het heette Futura Nobis, dat betekent ‘De toekomst is aan ons’. Heeft het vegetarisme nog steeds de toekomst?

Tijdgenoten dreven de spot met die claim. De Rotterdamse dichter en cabaretier Koos Speenhoff schreef er een honend lied over met als refrein ‘’t Is zo deftig en zo fijn vegetariër te zijn!’. Het laatste couplet luidde ‘Vegetariërs zijn lieden, die een ander wat verbieden, vegetariërs zijn poppen, die zich vol principes proppen.’ Een journalist van De Maasbode deed in zijn krant verslag van het feestmaal waarmee het restaurant opende en smaalde over reform-dames die overtuigd zijn dat vlees eten bloeddorstig maakt en tot oorlog leidt. Hij hechtte ook weinig geloof aan de bewering dat vlees ongezond is.

Dat zou hij nu niet meer schrijven, want intussen is aangetoond dat vegetariërs gezonder zijn en langer leven dan vleeseters. Ze krijgen met name minder hart- en vaatziekten, diabetes en kanker. De vraag is echter in hoeverre dat komt door het weglaten van vlees en vis. Patat, cola, taart, chips, donuts, cupcakes en ijsjes bevatten geen vlees en zouden dus in een vegetarisch menu passen. Vegetariërs eten die dingen weleens, maar ze kiezen vooral voor volkorenproducten, bonen, plantaardige olie, groenten, fruit, ongezouten noten en tempeh. Dat is helemaal volgens de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum en zo word je vanzelf gezonder, zelfs als je er zo nu en dan een biefstukje bij zou eten. Nog belangrijker voor het verschil in gezondheid met vleeseters is dat vegetariërs minder roken, slanker zijn en meer bewegen. Dat heeft alles te maken met het feit dat ze hoger zijn opgeleid dan de gemiddelde vleeseter.

Een gokje wagen

We weten niet precies wat hoogopgeleiden ertoe brengt om gezonder te leven, maar ik wil wel een gokje wagen. Allereerst hebben ze hogere inkomens. Meer geld betekent een prettiger woonomgeving waar je veilig op straat of in het park kunt joggen. Geld maakt fitnessen en sporten ook gemakkelijker. Op de club tennis je misschien met een arts die je kan helpen om feiten en fabels over gezondheid van elkaar te onderscheiden, of anders heb je wel een buurvrouw die hiervoor heeft doorgeleerd. Het vereist brain power om te onderkennen welk van al die leefstijladviezen klopt. Misschien helpt brain power, dus een hoog IQ, ook om de langetermijngevolgen van ongezond gedrag te overzien en je leefstijl daaraan aan te passen.

De verwachting gezonder te worden is één reden waarom mensen vleesloos eten. Een ander en ouder motief is verminderen van dierenleed. Een derde, meer recent argument voor vleesloos eten is het klimaat. Telen van landbouwgewassen leidt tot uitstoot van veel broeikasgas, bijvoorbeeld bij de productie van kunstmest uit aardgas; kunstmestfabriek Yara in Zeeuws-Vlaanderen verbruikt evenveel gas als 1,3 miljoen huishoudens. Ook productie van zaden en pesticiden en het laten draaien van tractors en andere machines veroorzaakt veel CO2-uitstoot. Dat is allemaal nog tot daaraan toe, tenslotte moeten we eten. Maar op de meeste landbouwgrond wordt in Nederland en wereldwijd geen voedsel voor mensen geproduceerd, maar beestenvoer. Daarbij gaan immense hoeveelheden broeikasgas nodeloos de lucht in. Beesten zetten dat voer namelijk grotendeels om in mest, urine en ‘stikstof’ en slechts voor een klein gedeelte in vlees, melk of eieren. Voor een gram eiwit in de vorm van kip of melk gaat er tien keer zoveel CO2 de lucht in als voor een gram eiwit uit bonen. Voor rundvlees is het zelfs tachtig keer zoveel.

Geen prettig alternatief

Als we iets willen doen aan onze broeikasgasuitstoot moeten we minder rijden, minder vliegen, minder spullen kopen en minder vlees eten. Die eerste drie kunnen lastig zijn; er is vaak geen prettig alternatief voor de auto, je wilt weleens op vakantie en de spullen die je koopt zijn soms echt nodig en altijd moeilijk te weerstaan. Minder vlees is misschien beter op te brengen, je kunt voorzichtig beginnen met één vleesloze maaltijd per maand en het langzaam opbouwen; vegetarische kipfilet en vegaburgers kunnen daarbij helpen. Zo kun je pijnloos je vleesverbruik verminderen.

De consumptie van dierlijk voedsel hoeft niet terug naar nul. Een veganistisch dieet, zonder melk, kaas en eieren, is met name voor kinderen niet ideaal. Vitamine B12 is een probleem, maar ook eiwit, calcium, zink, ijzer, vitamine D en jodium kunnen tekortschieten. Dat is voor een flink deel op te lossen met een keer per week een stukje vlees en een stukje vis. De paar koeien, kippen en varkens die daarvoor nog nodig zijn kunnen we voederen met afval van de voedselindustrie, zoals aardappelschillen of de afgewerkte gerst die overblijft van het bierbrouwen.

De vegetariërs hebben dus gelijk; we mogen een voorbeeld aan ze nemen. Maar voor vleeseters is dat pijnlijk om te horen. Daarom helpt het als vegetariërs zich bescheiden opstellen en geen morele superioriteit uitdragen. Dan mogen ze tegen zichzelf nog steeds zeggen: Futura Nobis, de toekomst is aan ons.

Martijn Katan is biochemicus en emeritus hoogleraar voedingsleer aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Voor cijfers, bronnen en belangen zie mkatan.nl.